Overslaan en naar de inhoud gaan

SPSS handleiding voor scripties

SPSS handleiding voor scripties

Heb je behoefte aan hulp bij SPSS? Scriptie.nl biedt alle hulp die je nodig hebt Hieronder vind je een duidelijke handleiding speciaal voor studenten opgesteld die moeite hebben met statistiek of die vastlopen met analyses in SPSS!

1. Invoeren gegevens in SPSS

Na het openen van SPSS krijg je een algemeen scherm te zien, het data-window genaamd.

Voor onderstaande uitleg gebruiken we het volgende voorbeeld.

Woonplaats Leeftijd Geslacht
Utrecht 25 Man
Amersfoort 24 Vrouw
Amsterdam 26 Vrouw
Amsterdam 22 Man
Rotterdam 23 Man

Iedere regel bevat de gegevens van een topstudent, de woonplaats van de topstudent, leeftijd van de topstudent en het geslacht van de student.

Klik links onderin op variable view om je gegevens in te voeren. Je krijgt een scherm te zien met een aantal kolommen en rijen. Typ onder het kopje name je eerste variabele 'woonplaats' en druk op enter. Als je op enter hebt gedrukt zul je zien dat je meer informatie over de variabele in kunt vullen. Meest gebruikte informatie is:

  • Name: Naam van de variabele. (maximaal 8 letters)
  • Type: Soort variabele, numeriek (getal), datum of string (tekst)
  • Width: Breedte van de variabele
  • Decimals: Aantal getoonde cijfers achter de komma.
  • Label: Uitgebreide beschrijving van de variabele. Bijvoorbeeld 'Leeftijd van de topstudent'.
  • Values: Hier geef je aan welke waarde er bij welke categorie hoort. Bijvoorbeeld 0=man, 1=vrouw.

Het meest gebruikelijke is om categorische waarden met getallen in te voeren. Deze kun je snel en gemakkelijk invoeren en later ook gemakkelijk in een grafiek of tabel verwerken. Je kunt de labels gemakkelijk definiëren door op het vierkantje met de 3 puntjes te klikken dat rechts verschijnt als je met de muis op het vakje onder values gaat staan. Je opent nu het value labels venster. Vul bij value '0' in en bij value label 'man'. Klik op add. Vul hierna bij value '1' in, bij value label 'vrouw' en klik op add. Klik vervolgens op OK en je categorische waarden zijn met getallen ingevoerd

  • Missing: Hier geef je aan welke waarden de missende gegevens representeren. Hierover meer verderop.

Als u bepaalde gegevens mist, kunt u bij het invoeren dit invulveld leeg laten. Als alternatief kunt u dan bijMissing aangeven welke waarden de missende gegevens representeren. Hiermee kun je achteraf duidelijk zien welke waarden je mist. Gebruik bijvoorbeeld het getal -9.

Als je het voorbeeld hebt gebruikt moet het venster er als volgt uit komen te zien:

Vergeet niet je ingevoerde gegevens regelmatig op te slaan (klik op file en dan op save).

1.1 Beschrijven van gegevens in SPSS

Als je variabelen met elkaar wilt vergelijken, kun je dit doen door naar analyze te gaan, dan naar descriptive statistics en kies hier voor frequencies. Hier kun je een frequentieverdeling maken door de variabelen die je wilt gebruiken te verplaatsen. Links zie je alle variabelen die je hebt ingevoerd, rechts komen alle variabelen die gebruikt worden voor je frequentieverdeling. Klik op OK als je de juiste variabelen hebt geselecteerd.

Berekenen van het gemiddelde, de mediaan en andere kengetallen

Er zijn drie verschillende manieren waarop het gemiddelde, de mediaan en andere kengetallen berekend kunnen worden.

  • Manier 1 : Ga naar analyze, kies hier descriptive statistics, dan frequencies en klik ten slotte op statistics.

    Met frequencies kunt u ook percentuele berekenen.

  • Manier 2: Ga naar analyze, kies hier descriptive statistics en klik ten slotte op descriptives.

    In het submenu options kun je kiezen welke kengetallen je wilt berekenen.

  • Manier 3: Ga naar analyze, kies hier descriptive statistics en klik ten slotte op explore. De variabelen waarvan je de kengetallen wilt berekenen verplaats je naar dependent list. Als je de gemiddelden voor bepaalde subgroepen wilt berekenen moet je de variabelen die de subgroepen aangeeft verplaatsen naar factor list. Met explore kunt je ook percentuele berekenen, explore rekent ook een 95 % betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde.

2. Het maken van grafieken in SPSS

Kies graphs, dan scatter en hierna klik je op define.

Je kunt zelf kiezen welke variabele je op de x-as wilt plaatsen en welke op de y-as. Verplaats de variabele die je op de x-as wilt plaatsen naar x-axis en variabele voor de y-as naar y-axis. Klik hierna op OK.

Als je nu de subgroepen met aparte symbolen aan wilt geven moet je de variabele die bij deze groepsindeling hoort verplaatsen naar set markers by.

2.1 Het aanpassen van grafieken in SPSS

Om je grafiek aan te passen moet je 2 maal op de grafiek klikken, je komt meteen in de SPSS-chart editor. Je kunt de x- of y-as aanpassen door hier 2 maal op te klikken, je kunt onder andere de schaalverdeling kiezen en de assen aanpassen. Met chart of format kun je een lijn door de punten trekken, je kunt hier ook kiezen wat voor punten je wilt gebruiken en je kunt de grootte van deze punten aanpassen.

Tips:

Ga naar chart, options en kies fit line. Hiermee kun je de best passende kromme, of regressielijn, door de punten aan te passen.

Ga naar chart, kies dan annotate. Hiermee kun je een tekst in je grafiek plaatsen.

Ga naar format, kies dan interpolaton. Hiermee kun je de punten door een lijn verbinden. Soms zijn er meerdere variabelen (Y) die in een grafiek weergegeven moeten worden. Er zijn twee opties mogelijk, of:

Er zijn twee Y-variabelen.

Voorbeeld:

X Y1 Y2
1 2.1 2.27
2 3.4 3.65
3 4.2 3.89
4 4.5 4.12

Enzovoorts.

Kies graph, ga naar scatter, kies overlay en klik uiteindelijk op define. Verplaats de het eerste X-Y koppel naar Y-X, en doe dit ook met het tweede X-Y koppel. Je kunt de volgorde van X en Y omdraaien metswap-pair indien nodig.

Of:

Er is één X en één Y variabele en een variabele die aangeeft bij welke groep de observate behoort.

De gegevens van de lijnen staan hier onder elkaar, voor iedere groep moet een lijn gemaakt worden. Ga naar graph, gebruik scatter en hierna define, verplaats dan de variabele die bij de groepsindeling hoort naar set markers by. Zorg ervoor dat de observates op X gesorteerd zijn.

2.2 Het maken van een histogram in SPSS

Er zijn twee manieren om een histogram te maken.

  • Ga naar chart, kies dan histogram.
  • Ga naar analyze, kies descriptive statistics, kies vervolgens frequencies en uiteindelijk chart.

3. Het bewerken van data in SPSS

Vind hier alles over het bewerken van data in SPSS.

3.1 Het sorteren van variabelen in SPSS

Het sorteren van variabelen kan erg gemakkelijk door naar data te gaan, en vervolgens op sort cases te klikken. Verplaats de variabelen die je wilt sorteren naar sort by.

Het is ook mogelijk om een deel van je gegevens te selecteren, ga hiervoor naar data, dan naar select cases. Kies de optie if conditon is satisfied en klik op if. Er zal een scherm verschijnen, typ in dit scherm de gegevens die je wilt behouden.

Voorbeelden:

  • Leeftijd > 45 and leeftijd < 40

    Hier wordt de leeftijd 46 t/m 39.

  • Leeftijd=50

    Hier worden alleen de personen geselecteerd van 50 jaar.

  • Leeftijd < 20

    Hier worden alleen de personen geselecteerd van 0 tot en met 19 jaar.

Voer de gewenste gegevens in en klik op continue.

Let op de volgende opties die je kunt gebruiken: als je kiest voor filtered worden de geselecteerde gegevens tijdelijk verwijderd maar als je deleted kiest worden de gegevens allemaal verwijderd als je de data opslaat. Het is handig om voor deze selectie de functie save as te gebruiken.

3.2 Het uitvoeren van aparte analyses in SPSS

Als je bijvoorbeeld voor zowel mannen als vrouwen apart de bloeddrukgegevens tegen het gewicht wilt vergelijken kun je gebruik maken van split fle. Hiervoor ga je eerst naar data en hier kies je de optie split file. Kies vervolgens voor organize outcomes by groups en de variabele die je wilt vergelijken plaats je naargroups based on. Let er op dat je de optie sort data by grouping selecteert. (en ook weer uitzet indien je verder gaat met alle gegevens.)

3.3 Nieuwe variabelen berekenen in SPSS

Voor het berekenen van nieuwe variabelen ga je naar transformM en hierna klik je op compute. De naam van de variabele die je wilt berekenen typ je in target variable, de berekening typ je in numeric expression. De berekening zijn de variabelen x-y samen.

De functie van een variabele is eenvoudig uit te rekenen, bijvoorbeeld de wortel van variabele x kan gemakkelijk uitgerekend worden in de nieuwe variabele x-wortel. Hiervoor plaats je x-wortel in target variable en sqrt(x) in numeric expression. Deze en meerdere functies zijn ook te vinden onder het menu functions.

3.4 Het maken en samenvoegen van nieuwe categorieën in SPSS

Voor het maken en samenvoegen van categorieën ga je naar transform, kies voor recode en klik hier op into diferent variable. Verplaats de variabele die getransformeerd moet worden naar numeric variable -> output variable, in output variable typ je vervolgens de naam van je nieuwe variabele en vervolgens klik je op changeen dan op old and new variables. Bij new value geef je vervolgens de nieuwe waarde aan. Geef ook de oude waarden die opnieuw gecodeerd moeten worden specifiek aan.

Kies vervolgens voor add en dit blijf je herhalen totdat je alle waarden opnieuw hebt gecodeerd. Klik dan opcontinue.