Overslaan en naar de inhoud gaan

HBO Economie

HBO Economie

1. Inleiding

Veel studenten missen vaak ook een duidelijke leidraad en een duidelijke handleiding voor het opzetten van een onderzoek en het schrijven van een goede afstudeerscriptie. Veel studenten zitten elk jaar weer te zwoegen op hun afstudeeronderzoek en het schrijven van hun afstudeerscriptie. Hierdoor lopen ze vaak vertraging op en duurt het afstuderen langer dan gepland. Aan de hand van dit document wordt op duidelijke en heldere wijze uitgelegd hoe een onderzoek opgezet kan worden en op welke wijze het schrijven van een scriptie het beste kan worden aangepakt. Hier wil scriptie.nl een helpende hand bieden door gratis deze scriptiehandleiding ter beschikking te stellen. Hierbij gaan we onder andere in op de verschillende soorten onderzoek en de wijze van rapportage. Voor elke grote studierichting hebben we een aparte scriptiehandleiding opgesteld omdat het afstuderen per richting duidelijke verschillen heeft.

Op Scriptie.nl vindt je verder nog handleidingen voor onderzoek , statistiek en SPSS. Alles wat je nodig hebt om het schrijven van een scriptie tot een goed einde te brengen. Ook kun je op Scriptie.nl gebruik maken van een enquêtemanager om statistische onderzoeken voor je scriptie uit te voeren.

1.1 Leerdoelen economische scripties

Voor het afsluiten van je economische HBO opleiding wordt van studenten vaak verwacht dat ze in staat zijn een economische probleem te omschrijven, analyseren en te verklaren. Vaak wordt dit gedaan in de vorm van een grondige literatuurstudie en soms met eigen empirisch onderzoek. Het verschil met een masterscriptie zit vooral in de diepgang. Bij een masterscriptie wordt er van de student verwacht dat deze nieuwe wetenschappelijk inzichten bijdraagt, bij een HBO scriptie is dit vaak nog niet aan de orde. De volgende leerdoelen zijn over het algemeen aan te wijzen voor de afsluiting van de HBO opleiding:

  • Je bent in staat een economische probleem te beschrijven er een duidelijke probleemstelling en deelvragen uit af te leiden.
  • De kennis uit de voorgaande jaren worden toegepast voor het beantwoorden van probleemstelling.
  • Je laat zien relevante bronnen te kunnen selecteren.
  • Je laat zien dat je in staat bent heldere en duidelijke conclusies te formuleren
  • Resultaten van je onderzoek kun je duidelijk schriftelijk en mondeling presenteren.

1.2 Beoordelingscriteria economische scripties

Voor elke opleiding gelden natuurlijk specifieke eisen op het gebied van de scripties en het onderzoek maar er zijn ook een aantal algemene criteria te noemen waarop sowieso wordt beoordeeld. Gebruik deze criteria als een referentie en ga voor de zekerheid ook nog na bij je eigen studie over er nog eisen zijn die niet in deze lijst staan genoemd.

  • Theoretisch kader

Hier wordt gekeken of er voldoende literatuur is verwerkt en of de gebruikte literatuur relevant is voor de probleemstelling. Verder wordt er gekeken er de vakspecifieke termen voldoende worden beheerst.

  • Onderzoeksresultaten

De onderzoeksresultaten worden beoordeeld op klaarheid. Verder wordt er gekeken naar de conclusies die uit de resultaten voortkomen, zijn deze logisch, duidelijk en sluiten deze voldoende aan op de probleemstelling?

  • Vormgeving

De scriptie wordt onder andere beoordeeld op structuur en opbouw. Hierbij wordt gekeken of deze logisch en consistent is. Verder moeten zaken als spelling en lay-out volgens de richtlijnen zijn verzorgd.

  • Mondelinge presentatie

De scriptie moet vaak nog worden gepresenteerd en hierbij is het dus belangrijk dat de kern van het verhaal duidelijk op het publiek overkomt.

2. Voorwerk

De eerste stap op dit gebied is natuurlijk het zoeken van een geschikt onderzoek en het schrijven van een opzet voor je onderzoek. Om een scriptie te schrijven heb je gegevens nodig, om deze gegevens te vinden moet je onderzoek doen. In deze opzet beschrijf wat je probleemstelling is en hoe je het onderzoek gaat aanpakken. Vaak wordt er bij HBO opleidingen gewerkt met een inschrijfformulier waarop precies staat aangegeven wat je moet beschrijven voordat je aan je onderzoek kan beginnen.

2.1 Onderwerpkeuze

Vaak is de student vrij om zelf te bepalen waar zijn voorkeur voor onderwerp naar uit gaat. Het moet natuurlijk wel op het terrein van economie en binnen de afstudeerrichting van de student liggen. Voor het kiezen van een onderwerp zijn veel verschillende bronnen te gebruiken, voorgaande stages, colleges, vakken en werkstukken zijn bijvoorbeeld goede plekken om te beginnen. Maar verder is een blik in de bibliotheek natuurlijk ook een goede plek of misschien kom je via radio of tv wel op een goed idee. Vanuit de meeste opleidingen worden lijsten van onderwerpen op intranet gepubliceerd waarop een groot aantal onderwerpen staat waaruit de student kan kiezen. Het profijt hiervan is dat je zeker weet dat ze voldoen aan de eisen die de opleiding stelt aan het onderwerp.

2.2 Onderzoeksvoorstel

Vanuit veel opleidingen worden inschrijfformulieren hiervoor uitgegeven waarop een aantal dingen moeten worden ingevuld. Zoals hierboven beschreven moet er voor de start van een onderzoek worden beschreven wat je wil onderzoeken en hoe je dat wilt gaan doen. Vaak moet je minimaal de volgende onderdelen beschrijven voordat je kan starten met je onderzoek.

  • Onderwerp

Hier geef je aan welk onderwerp je gaat behandelen en wat de relevantie van het onderwerp is.

  • Probleemstelling

Dit wordt ook de centrale onderzoeksvraag genoemd en hiermee geef je dus aan in welke richting je onderzoek gaat doen. Hier beschrijf je de probleemstelling van je onderzoek.

  • Literatuur & bronnen

Hier beschrijf je welke bronnen je al hebt onderzocht en welke je tijdens je onderzoek nog meer gaat raadplegen om je gegevens binnen te halen.

In sommige gevallen breid je dit nog uit met een beschrijving van de onderzoeksmethoden die je wilt gebruiken en een tijdsplanning. Dit is vaak wanneer je eigen empirisch onderzoek moet uitvoeren.

3. Dataverzameling

3.1 Literatuuronderzoek

Het doel van een literatuuronderzoek kan je het beste op de volgende manier aanpakken. Bij een HBO onderzoek moet de student vaak een literatuuronderzoek doen, deze moet vrij grondig gebeuren en moet voldoende diepgang kunnen bieden voor de studie. Wel is de noodzaak voor het leveren van nieuwe inzichten kleiner dan bij een masterscriptie.

1. Informatiebronnen zoeken

Hier let je erop dat er voor de probleemstelling relevante documenten en referenties in staan. Tijdens deze fase breng je op systematische wijze in kaart welke informatiebronnen doorzocht moeten worden.

2. Zoekprofiel

Tijdens het zoeken kan het zijn dat je teveel of te weinig informatie vindt en dit aanleiding is om je zoekprofiel aan te passen en vervolgens de zoekactie te herhalen.Je bepaalt een zoekprofiel met zoekcriteria waarmee je op gemakkelijke wijze je informatie kan doorzoeken. Dit profiel kan bijvoorbeeld bestaan uit trefwoorden die betrekking hebben op je onderwerp en probleemstelling.

3. Analyseren

In een diepere analyse scan Je de documenten en zoekt de meest relevante stukken uit en deze neem je mee.

3.2 Andere onderzoeksmethoden

Welke methode je kiest is erg afhankelijk van het onderwerp dat je hebt gekozen voor je onderzoek. Als je toch kiest voor eigen empirisch onderzoek dan volgt hier een korte beschrijving van de meest gangbare onderzoekstechnieken die ingezet kunnen worden. Deze zijn onderverdeeld in kwantitatieve methoden die vaak geschikt zijn om cijfermatig materiaal te verzamelen en inzicht te bieden over relatief grote groepen. Daarnaast zijn er de kwalitatieve methoden welke vaak worden gebruikt om meningen, opinies of kennis te meten. Over het algemeen zijn deze methoden vanwege het meest geschikt voor kleinere groepen omdat deze methoden vaak veel tijd per respondent kosten. Hieronder worden kort de meest voorkomende onderzoekstechnieken toegelicht.

Kwalitatieve methoden

Observatieonderzoek

Bij observatieonderzoek wordt gebruikt gemaakt van systematische waarneming van bepaalde gedragingen van over het algemeen kleine groepen personen. Hierbij wordt alleen gelet op gedragingen die voor het onderzoek interessant zijn.

Open interview

Interviews worden vaak gehouden bij onderzoeken waar de onderzoeker de beleving of motieven van een respondent wil achterhalen. Vaak vindt dit plaats in de vorm van een tweegesprek maar het open interview kan ook in groepsvorm plaatsvinden.

Literatuuronderzoek

Vaak voer je literatuuronderzoek aan het begin van je onderzoek uit om je onderwerp af te bakenen en om je onderzoeksopzet op te kunnen stellen. En bij literatuuronderzoek ga je op zoek in bestaande literatuur zoals boeken, tijdschriften, kranten, internet, bestaande onderzoeksverslagen etc.


Kwantitatieve methoden

Surveyonderzoek

  • De methode wordt gebruikt om opinies, houdingen, kennis of meningen bij grote groepen mensen te meten. Dit wordt vaak gedaan door middel van enquêtes of vragenlijsten. Bij dit soort enquêtes wordt vaak gebruikt gemaakt van schalen, waarbij de deelnemer (vaak respondent genoemd bij dit soort onderzoeken) bij een vraag kan kiezen uit een beperkt aantal antwoordmogelijkheden (bijvoorbeeld keuze uit vijf antwoordenmogelijkheden). Voor scriptieonderzoek wordt vaak gebruikt gemaakt van de mogelijkheid om een internetenquête op te zetten, hiermee heb je vaak een groot bereik en wordt de data vaak al overzichtelijk gepresenteerd door het enquêteprogramma.

Secundaire analyse

  • Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van al bestaande datasets, dus onderzoeksgegevens die al door andere onderzoekers zijn verzameld. Deze vorm wordt ook wel kwalitatief bureauonderzoek genoemd. Het grootste voordeel van deze methode is natuurlijk dat je niet zelf het onderzoek hoeft te doen, nadeel is wel dat je vaak niet een dataset vindt die aan je specifieke eisen voldoet.

Experimenteel onderzoek

  • Bij deze vorm van onderzoek wordt vaak een experiment opgezet om een bepaalde hypothese te testen. Hierbij is sprake van een effectmeting, je meet hierbij het effect van X op Y, dit wordt dan vaak een causaal verband genoemd. Ook wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een experimentele situatie, op deze manier kun je de controle over de situatie houden. Bij experimenteel onderzoek wordt niet gesproken over respondenten maar over proefpersonen.

4. Rapportage

Hier wordt ingegaan op de opbouw en structuur van een scriptierapport, de scriptie-indeling, omvang en literatuur- en bronvermelding. Tevens wordt in dit hoofdstuk wordt uitgelegd je moet letten tijdens het daadwerkelijke schrijven van de scriptie.

4.1 Opbouw & structuur

Wanneer je het onderzoek hebt afgerond en je conclusies hebt getrokken is het tijd om deze informatie tot een duidelijk, leesbaar en helder betoog te verwerken. In welke vorm je dit doet is afhankelijk van het onderwerp dat je hebt gekozen en of je een ontwerpopdracht hebt gedaan of een onderzoek hebt uitgevoerd. Vermoedelijk heb je in de voorbereidende fase al een voorlopige hoofdstukindeling opgesteld en deze kan je dus goed gebruiken om de resultaten weer te geven. Het belangrijkste is dat je het verhaal logisch opbouwt en een duidelijke structuur aanhoudt zodat de lezer je betoog goed kan volgen. Een goede manier om dit te doen is door bij elk hoofdstuk in een korte inleiding aan te geven waar het hoofdstuk over zal gaan en door duidelijke aan te geven hoe dit in het geheel van je onderzoek past. Verder is het aan te raden om kort en bondig je betoog te doen, schrijf hier per paragraaf in één zin wat er in die paragraaf moet komen te staan. Aan de hand van deze steekwoorden bouw je vervolgens je paragraaf op. Gebruik hiervoor de gegevens die je nodig hebt om je probleemstelling te kunnen beantwoorden. Hiermee voorkom je dat je onnodig gaat uitweiden waardoor de kern van je verhaal minder goed overkomt. Het is aan te raden om de concept versie van je scriptie kritisch na te kijken maar dit ook door anderen te laten doen. Laat dit ook door verschillende mensen doen om op deze wijze te kijken of het door iedereen te snappen is en niet te technisch of ingewikkeld wordt voor sommige lezers.

4.2 Scriptie-indeling

Een scriptie kan op de volgende manier ingedeeld worden, dit is een vrij algemene indeling en hiervan kan natuurlijk afgeweken worden naar gelang het onderwerp dat vereist.

-Voorblad.
-Titelpagina met daarop de titel, naam van de auteur, universiteit en faculteit, studierichting, inleverdatum en de naam van begeleider
-Samenvatting
-Inhoudsopgave
-Inleiding met daarin het doel, onderwerp en probleemstelling van de scriptie
-Weergave en argumentatie van de gebruikte methode / werkwijze
-Weergave en argumentatie van de gehanteerde theorie
-Weergave van de onderzoeksresultaten en de analyse
-Conclusie en/of aanbevelingen
-Literatuur- en bronverwijzingen

Het doeleinde van een scriptie is eigenlijk het zo duidelijk mogelijk beschrijven van wat je in elke fase van het onderzoek hebt gedaan. Het komt op het volgende neer:

1. Formuleren van de doel- en vraagstelling (inleiding)
2. Verzamelen van de data (methode)
3. Het analyseren van de data (resultaten)
4. Bediscussiëren van de resultaten (discussie)

4.3 Omvang

Een grotere scriptie is niet altijd beter dan een kleine scriptie. Je kan beter een scriptie schrijven waarbij je zonder al teveel uitweidingen je betoog doet want vaak laten beoordelaars zich niet door de omvang van een rapport imponeren. Probeer ook niet over het maximale aantal woorden te gaan wanneer je dit niet goed kan beargumenteren. De omvang van een scriptie verschilt vaak per opleiding maar over het algemeen wordt er voor een HBO scriptie gericht op ongeveer 25 pagina's tekst (ongeveer 20.000 woorden). Dit is exclusief inhoudsopgave, titelblad etc. Ga natuurlijk bij je opleiding na of dit ook voor jou geldt.

Hieronder volgen nog een aantal punten die je scriptie absoluut moet bevatten.

  • Een goed leesbare en consequente lay-out
  • Paginanummering
  • Consequente opmaak van hoofdstuk- en paragraaftitels
  • Het ontbreken van spel- en typefouten
  • Een correct gebruik van interpunctie
  • Functioneel gebruik van grafieken, schema's of tabellen waar in de tekst naar wordt verwezen
  • Functioneel gebruik van opsommingen

4.4 Literatuur- en bronvermelding

Aan het eind van je scriptierapport voeg je een literatuurlijst en bronvermelding toe. Het is belangrijk om zo goed mogelijk te verwijzen naar de bronnen die je hebt gebruikt om de controleerbaarheid van je werk te vergroten. Op deze lijst zet je in alfabetische volgorde de literatuur die je hebt gebruikt, let er wel op dat je alleen de literatuur in de lijst zet die je daadwerkelijk hebt gebruikt voor je verslag. Verder verwijs je ook in je betoog zelf naar de bronnen die je hebt gebruikt, dit kan op de volgende manier, (eerste achternaam van de auteur, jaartal waarin de publicatie is verschenen, pagina's waar je de informatie kan terugvinden). Als er niet naar een specifiek stuk wordt verwezen dan laat men de verwijzing naar de pagina's meestal achterwege.

In de literatuurlijst worden bronvermeldingen over het algemeen als volgt opgenomen:

Voor boeken geldt

Achternaam, voorletter auteur. (datum van publicatie). Titel (cursief). Uitgeverij
Voorbeeld:
Jansen, A. (1998). Scripties schrijven. Amsterdam: Uitgeverij onderwijs.

Voor tijdschriften geldt

Achternaam, voorletter auteur. (datum publicatie). Titel artikel. Titel tijdschrift (cursief), jaargang/volume (issue, 1e periodiek), pagina's waar het artikel te vinden is.
Voorbeeld:
Jansen, A. (2000). Onderzoek en scripties. Tijdschrift voor scriptieonderzoek, 10(1), 35-37.

Voor internet bronnen geldt

Achternaam, voorletter auteur (datum publicatie). Titel (online). Plaats, uitgever. Beschikbaar op: (datum waarop het document werd geraadpleegd)
Voorbeeld:
Jansen. A (2001). Online handleiding scriptie schrijven (online). Amsterdam, Online scriptie instituut. Beschikbaar op: http://www.scriptieinstituut.nl/handleiding/ (Bekeken op 2 juni 2008).

Voor e-mail berichten geldt

Afzender (e-mailadres van afzender). (dag maand jaar). Onderwerp van het bericht (cursief). E-mail naar (e-mailadres van ontvanger).
Voorbeeld:
Jansen, A (albert@scriptie.nl). (02 juni 2008). Hulp met scripties. E-mail naar Jansen, B (jansen@scriptieinstituut.nl).